Goede training met gemotiveerde trainer.
Deelnemer training Opfriscursus NederlandsNaar aanleiding van de storm en windhoos van afgelopen week bespreken we in dit blog het vervoegen van het werkwoord waaien. Welke vorm gebruik je nu eigenlijk in de verleden tijd? Is het woeien of waaiden? De takken woeien van de boom of de takken waaiden van de boom?
Na wat speurwerk in de naslagwerken blijkt dat zowel woeien als waaiden correct zijn. Maar waaiden is het meest gebruikelijk. Hoe zit dit nu precies?
Het Nederlands kent van oudsher twee types werkwoordvervoegingen: het sterke type (lopen, liep, gelopen) en het zwakke type (wandelen, wandelde, gewandeld). Er is een tendens naar vereenvoudiging, wat betekent dat sterke en soms ook onregelmatige werkwoorden zwak worden gemaakt, in de eerste plaats in de onvoltooid verleden tijd, later ook in het voltooid deelwoord.
Dit is ook bij waaien het geval. Het werkwoord heeft behalve de sterke verledentijdsvorm woei ook een zwakke verleden tijd: waaide. Het voltooid deelwoord is altijd gewaaid. Zoiets als gewoeid bestaat dus niet.
Ook andere werkwoorden met waaien erin, zoals binnenwaaien, uitwaaien, wegwaaien kunnen op twee manieren in de verleden tijd vervoegd worden.
Er zijn meer werkwoorden waarbij naast de oorspronkelijke sterke vervoeging de zwakke vervoeging meer gebruikelijk is geworden en ook als correct wordt beschouwd.
Bijvoorbeeld:
Volgens bepaalde naslagwerken is er een betekenisverschil tussen jaagde en joeg. Jaagde kan zowel 'achtervolgde' als 'was op jacht' betekenen, joeg alleen 'achtervolgde'.
Zeiken is een bijzonder geval: tegen de gewone tendens in is het van oorsprong een zwak werkwoord, en heeft het er een sterke vervoeging bij gekregen.
zeiken-zeikte-gezeikt
zeiken-zeek-gezeken
Dus: Toen het zondag zo hard woei zeek het ook van de regen. Deze zin is correct, maar varianten zoals hierboven beschreven zijn dus ook goed. In de opfriscursus Nederlands behandelen we nog meer van dit soort taalkwesties.