Bij Nederlands als tweede taal (NT2) denken mensen al snel aan nieuwkomers en inburgeraars als doelgroep voor taallessen. Een groep die minder opvalt, is die van de hoogopgeleide expats. Niet zo verwonderlijk als je je realiseert dat deze mensen vaak al meerdere talen spreken, een academische achtergrond hebben en meestal prima met Engels uit de voeten kunnen in Nederland. Toch zijn taalcursussen NT2 voor hoger opgeleiden populair. Waarom willen zij zo graag Nederlands leren en wat is er eigenlijk zo leuk aan deze doelgroep? Dat lees je in dit artikel, gebaseerd op interviews met vier NT2-docenten van NIOW.
Alle geïnterviewde taaldocenten zijn het roerend met elkaar eens: dit is een unieke doelgroep vanwege hun intelligentie, nieuwsgierigheid en analytisch vermogen. Lesgeven aan hoogopgeleide expats is pittig, maar heel inspirerend. Deze groep is leergierig en vaak verrassend creatief in hun vragen en observaties. Een docent vertelde: “Als je uitlegt dat ‘morgen’ de volgende dag betekent en ‘in de morgen’ de ochtend, dan concluderen ze soms met een glimlach dat ‘tomorrow morning’ dan wel ‘morgenmorgen’ moet betekenen.”
Dat soort creativiteit maakt het lesgeven leuk, maar vraagt ook om een stevige taalkundige basis.
Verwondering bij de cursisten over zinnen die je dagelijks gebruikt, dwingt de taaldocent om ook zelf weer na te denken over de regels van het Nederlands bij taalaspecten die ze intuïtief goed doen. “Ze prikken door een uitleg heen als die niet klopt. En dan moet je als docent goed weten wat je doet,” aldus een van de docenten. “Je leert als taaldocent ineens grammaticaregels uitleggen die je zelf nooit bewust geleerd hebt.” Meerdere docenten is het opgevallen dat deze doelgroep gek is op ezelsbruggetjes en daar graag gebruik van maakt.
Tegelijkertijd is het leren van een nieuwe taal geen vanzelfsprekend proces voor deze hoogopgeleide expats. Ze zijn super leergierig, maar stellen hoge eisen aan zichzelf. Deze groep moet – net als ieder ander – fouten maken, herhalen en oefenen. Ze willen vaak pas spreken als ze zeker weten dat ze het goed doen, en hun goede Engels vormt soms een drempel om het Nederlands actief te oefenen. De taaldocenten vergroten daarom niet alleen de taalkennis van hun cursisten, maar geven hen ook de moed om zich – al dan niet gebrekkig - te durven uiten in de nieuwe taal.
Nederlands staat bekend als een moeilijke taal om te leren. Wat beweegt deze hoogopgeleide expats om juist naar Nederland te komen en hun tong te breken over onze mooie taal? Hoewel docenten daar niet direct naar vragen, kunnen ze wel een algemeen beeld schetsen. De liefde en carrière zijn de belangrijkste redenen die zij meekrijgen. Een beetje generaliserend: voor vrouwen is het vaak een Nederlandse partner, voor mannen meestal een volgende stap in hun loopbaan. Ook de 30%-regeling voor expats wordt regelmatig genoemd. Sommigen worden actief geworven in het buitenland door Nederlandse bedrijven vanwege hun specialistische kennis. Soms zijn ze blijven ‘hangen’ in Nederland na een studie, of besluiten ze zich hier te vestigen vanwege politieke omstandigheden in hun thuisland.
Eenmaal in Nederland hebben de meeste cursisten vooral behoefte aan taalkennis om te overleven in het dagelijks leven, en om contact te maken op een beleefde manier. Ze willen iets kunnen bestellen in een café, een praatje maken met collega’s of een vraag stellen in een winkel. “Ze vinden het heerlijk als ze eindelijk begrijpen wat er bij de kassa wordt gezegd,” vertelt een docent. “En als ze om het bonnetje kunnen vragen”. Zinnen als “Mag ik een koffie?”, “Kan ik pinnen?” of “Waarom is het zo duur?” zijn geliefd. Die praktische focus helpt om snel succeservaringen op te doen, en daarmee groeit het zelfvertrouwen.
Alle docenten ervaren dat de doelgroep heel gemotiveerd is. Ze willen doorstromen in hun werk, actiever deelnemen aan het sociale leven, of hun kinderen beter kunnen ondersteunen op school. Ze willen weten wat hun collega bedoelt met "Werk ze!" en wat ze moeten antwoorden op de vraag “Heeft u een bonuskaart?”.
De motivatie groeit naarmate de integratie verder vormt krijgt. Met name wanneer ze kinderen krijgen. “Dat moment waarop ze bij het schoolplein staan en niks verstaan van de juf of de andere ouders – dan groeit de behoefte aan taalvaardigheid snel,” merken verschillende docenten op. “Het praatje bij de koffieautomaat en op het schoolplein is vaak een belangrijke drijfveer om de taal (beter) te leren.”
De hoogopgeleide expats werken vaak in sectoren waar specialistische kennis vereist is, zoals Finance, ICT, HR, medisch onderzoek, of in het hoger onderwijs. De paradox is dat ze op hoog niveau functioneren in hun werk, maar zich toch beperkt voelen in hun sociale contacten, juist omdat ze de informele taal niet beheersen. “Ik had een groepje cursisten dat allemaal werkte op de fraude-afdeling van een grote bank,” vertelt een docent. “Ze spraken perfect Engels en konden complexe analyses maken, maar worstelden met de simpelste gesprekjes bij de koffieautomaat.”
De taaldocenten van NIOW hebben praktisch elke taal voorbij zien komen. Er is een enorme variatie aan moedertalen in deze doelgroep: van Spaans, Duits, Farsi en Hindi tot Vietnamees, Koreaans en zelfs Tibetaans. “Welke taal eigenlijk niet?” zegt een docent. Toch is Japans een opvallende afwezige, al is niet duidelijk waarom. Voor taaldocenten is deze diversiteit zowel verrijkend als complex. Elke taalgroep brengt zijn eigen uitdagingen en valkuilen mee in de Nederlandse les.
Wat Nederlands tot een van de moeilijkste talen maakt is de combinatie van de uitspraak van dubbelklinkers, de zinsopbouw en alle uitzonderingen op de spelling- en grammaticaregels. Hoewel je zou denken dat sprekers van talen die verwant zijn aan het Nederlands – zoals Duits en Zuid-Afrikaans – sneller de taal oppakken, is dat niet altijd het geval. Soms begrijpen ze al te veel zonder moeite te hoeven doen, wat hun motivatie kan ondermijnen. “Uiteindelijk gaat het niet om taalachtergrond, maar om motivatie en noodzaak,” aldus een taaldocent.
Deelnemers uit de EU zijn vaak al gewend meerdere talen te spreken, en zijn ook bekend met het gebruik van lidwoorden. Voor cursisten uit Engelstalige landen ligt het lastiger, omdat ze zelden echt hoeven leren communiceren in een andere taal. Iedereen spreekt immers wel een beetje Engels. Voor wie Nederlands écht nodig heeft – bijvoorbeeld omdat niemand hun moedertaal spreekt – gaat het leerproces vaak sneller. Of zoals een docent het verwoordt: “Iemand die moet, leert!”
Hoe ze ook hun best doen, toch blijven er een aantal taalkwesties die de meest gemotiveerde expats maar niet onder de knie krijgen. Woordvolgorde – met name inversie en bijzinconstructies – blijft lastig, zelfs op gevorderd niveau. Denk bij inversiefouten bijvoorbeeld aan ‘Gisteravond, ik heb soep gegeten’. Ook de voltooide tijd met 'zijn' gaat vaak fout, zoals in “ik heb geweest” of “ik heb gegaan”.
Docenten zien dat woorden als 'moeilijk' en 'makkelijk', of 'vorige' en 'volgende', regelmatig worden verhaspeld. En waar wij heel vanzelfsprekend het juiste voorzetsel gebruiken, leveren werkwoorden met vaste voorzetsels voor hoogopgeleide NT2-ers toch problemen op: stoppen in, aan de hand zijn, verliefd zijn op, winnen van… Het valt allemaal niet mee. Ten slotte is een van de moeilijkste taalkwesties om te leren het gebruik van het woordje ‘er’. Ga maar eens na hoe vaak je onbewust ‘er' gebruikt.
We vroegen de taaldocenten ook wat de meest grappige versprekingen zijn die ze tegen zijn gekomen in hun lessen. Met name de letterlijke vertaling van Engelse woorden levert vaak onbedoeld grappige taalmissers op:
Naast woordvolgorde en grammatica vinden veel cursisten het lastig om het juiste taalregister te kiezen: hoe zeg je iets beleefd tegen een collega versus informeel tegen een buurman? Ook gesprekken in groepen leveren stress op: “Ze missen soms net de onderliggende duiding, als er sprake is culturele ondertonen”, merkt een taaldocent op. “Dat maakt het lastig de juiste boodschap mee te krijgen, zeker als het gesprek in een hoog tempo wordt gevoerd.”
En niet te vergeten: de uitspraak van typisch Nederlandse klanken is voor veel niet-Europese cursisten een groot obstakel. Bedenk maar wat er gebeurt als je in jouw taal de -uu uitspreekt als een -oe, en je wilt vertellen dat je in een huurhuis woont…
Typisch voor de doelgroep van hoogopgeleide expats is hun actieve houding buiten de les. Leren stopt niet na de cursus, maar gaat door in het dagelijks leven. Cursisten zetten hun telefoon op Nederlands, kijken series met ondertiteling en proberen bewust gesprekjes aan te knopen met collega’s of buren. Een cursist had ingevoerd dat ze thuis in de keuken alleen maar Nederlands mochten spreken. Hierdoor hadden ze niet alleen veel dagelijkse gesprekken in het Nederlands, maar oefenden ze ook met omschakelen: zodra je de keuken uit bent, mag je weer verder praten in je moedertaal.
Ook apps als Duolingo, podcasts of Nederlandstalige YouTube-kanalen zijn populair. Sommigen lezen Nederlandse volwassenenliteratuur op A2/B1-niveau of dragen een oranje accessoire om bij collega’s aan te geven dat zij open staan voor oefening van hun Nederlands.
Sinds kort biedt NIOW een didactische variant aan op het oranje accessoire: het conversatiecafé. Dat is een online bijeenkomst via Teams, waar cursisten in een halfuurtje - tijdens de lunch of net na werktijd - in het Nederlands kunnen kletsen over allerlei onderwerpen, onder begeleiding van een ervaren taaldocent. Een veilige en informele gelegenheid om de drempel tot spreken te verlagen.
Waarom zouden hoogopgeleide expats eigenlijk Nederlands leren als ze zich in het Engels prima redden? Omdat het deuren opent. Een taal leren zorgt ervoor dat je ergens bij hoort; Nederlands spreken vergroot de sociale én professionele verbondenheid. Je begrijpt je collega’s, buren en schoonfamilie beter, en je voelt je meer onderdeel van de samenleving. “Dutch is already my day-to-day hell,” grapte ooit een cursist die nog niet zo lang in Nederland was. Maar zodra ze de taal wél spreken, wordt die hell gelukkig snel een stuk aangenamer. Of zoals een taaldocent het verwoordt: “Ik zeg altijd tegen de cursisten: natuurlijk spreken Nederlanders al gauw Engels tegen je, maar als jij iets begint te zeggen in het Nederlands you will make them smile.”