Goede training met gemotiveerde trainer.
Deelnemer training Opfriscursus NederlandsVoorzetsels zijn dikwijls de kleinste woorden die je in een zin gebruikt, vaak twee of drie lettertekens: in, op, na, naar, aan, etc. De term voorzetsel verwijst naar het feit dat het vóór een naamwoord staat: op de tafel, uit een rapport, naar een studio, tegen mij, in de vergadering.
In brieven is de afsluitende zin vaak: Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. De schrijfwijze is niet altijd helder: wat schrijf je los en wat komt aan elkaar? Hieronder geven we je een uitleg. Ga en uit vormen samen het werkwoord. Van en iets vormen samen het voorzetselvoorwerp. Het voorwerp, de ‘iets’, kan vervangen worden door het woordje er.
Uitgaan van een rapport -> ervan uitgaan. Ervan verwijst naar het vervangen voorwerp, de iets. De vraag is altijd mogelijk: waarvan ben je uitgegaan? Van dit rapport.
Werkwoordsdelen en voorwerpsdelen schrijf je niet aan elkaar. Dit wordt vaak fout gedaan. Het is dus niet: Ik ben er vanuit gegaan. Correct is: Ik ben ervan uitgegaan.
De woorden er-hier-daar-waar zijn verwant. Er is neutraal, hier is een er ‘dichtbij’, daar is een er ‘verweg’, waar is een er ‘in vraagvorm’. Het voorzetsel schrijf je vast aan het woord: Hierbij, daarmee, erover, ervan.
Bedenk hoe je iets zou opzoeken in een woordenboek. In bovenstaand voorbeeld zoek je dan niet op gaan, maar op uitgaan. De elementen uit en gaan blijven dus waar mogelijk bij elkaar, en schrijf je in ieder geval los van het voorzetsel en het voorwerp. Nog twee voorbeelden:
Hij is erop ingegaan (op dit voorstel – ingaan) Zij is ervan afgevallen (van dit dieet – afvallen)
In veel talen levert het juist gebruik van de voorzetsels veel hoofdbrekens op. Nederlandse moedertaalsprekers hebben doorgaans weinig moeite met veelgebruikte voorzetsels. Minder gebruikte uitdrukkingen leveren wel eens problemen op.