Goede training met gemotiveerde trainer.
Deelnemer training Opfriscursus NederlandsMeestal gaat het vanzelf en hoef je niet na de denken of je ‘die’, ‘wie’, ‘wat’ of ‘dat’ schrijft. Je gebruikt ze moeiteloos als aanwijzend voornaamwoord (ik zie die kast, hij pakt dat boek) en als vraagwoord (Wie loopt daar? Wat zien jullie?). Maar die, dat, wie en wat zijn ook bekende twijfelwoorden wanneer ze betrekking hebben op andere delen van de zin. In dit blog gaat het over de functie van die, dat, wie en wat (en welke) als betrekkelijk voornaamwoord. We leggen je graag uit wanneer je het juiste woord gebruikt, al moeten we hier en daar wel wat lastige grammaticale termen gebruiken.
Een betrekkelijk voornaamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord en verwijst naar een woord dat er vlak voor staat (De kast die ik zie). Het verbindt een bijzin met een hoofdzin. In deze voorbeelden zie je hoe het tweede deel van de zin (bijzin) begint met een woord dat verwijst naar een concreet woord uit het eerste deel (hoofdzin):
Die gebruik je om te verwijzen naar een de-woord uit de hoofdzin.
Dat gebruik je in alle andere gevallen om te verwijzen naar een het-woord uit de hoofdzin.*
Soms kun je aan 'die' of 'dat' zien, welk woord uit het andere deel van de zin bedoeld wordt:
Als het woord verwijst naar een hele zin of gebeurtenis, gebruik je wat.
Je gebruikt meestal wat als het woord volgt op een onbepaald woord (iets, niets, het enige, datgene) of een bijvoeglijk naamwoord dat zelfstandig wordt gebruikt (het mooie, het leukste, het bijzondere) of als het woord verwijst naar een rangtelwoord (het eerste). Om het nog lastiger te maken: je kunt in de meeste gevallen ook dat gebruiken.
Als het woord verwijst naar een hele zin of gebeurtenis, gebruik je wat. Als je in plaats daarvan dat gebruikt, krijgt de zin een andere betekenis. Kijk maar eens naar deze voorbeelden:
Nog twee voorbeelden van hoe de betekenis van de zin kan veranderen als je wat vervangt door dat:
Het woord wie als betrekkelijk voornaamwoord gebruik je alleen maar als het de functie van meewerkend voorwerp heeft. Je kunt er dan ook voor kiezen om die of een voorzetsel + wie te schrijven. Het gebruik van wie zónder voorzetsel is formeler en een beetje ouderwets.
Als een betrekkelijk voornaamwoord naar personen verwijst en in de bijzin de functie van onderwerp, lijdend voorwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde heeft, is die correct.
Het komt regelmatig voor dat mensen welke als betrekkelijk voornaamwoord gebruiken. Het is grammaticaal correct, maar komt té formeel over in de context en ook ouderwets. Gebruik liever die, of probeer de zin actiever te maken door met een ander onderwerp te beginnen.
Let op: grammaticaal incorrect is het gebruik van welke bij het-woorden: welke kan in deze constructie alléén verwijzen naar een de-woord.
*Voor de liefhebber van uitzonderingen: die bij een het-woord
In een enkel geval kan met die ook naar een het-woord worden verwezen: als het gaat om een uitbreidende bijvoeglijke bijzin bij een het-woord dat een persoon aanduidt. Zo’n bijzonder geval herken je aan drie dingen: de bijzin staat tussen komma's, voegt extra informatie toe aan het woord waarnaar hij verwijst, en kan worden weggelaten zonder dat de betekenis van de zin ingrijpend verandert. Het klinkt ingewikkelder dan het is, bekijk hieronder twee voorbeelden: